HET ONTSTAAN VAN DE HOVEN OP MIDDEN JAVA
Maatschappelijk perspectief
Gamelan muziek is diep verankerd in de mythologie, mystiek en geloofsytemen van de Javanen. Gamelan reflecteert waarden en sensaties die bij oppervlakkige benadering van deze muziek onopgemerkt blijven. Toch is er niet veel nodig om tot het besef te komen dat we het hier hebben over een van de meest verfijnde en uitgebalanceerde muzikale systemen. De sleutel tot dit inzicht ligt in het begrip van de Javaanse cultuur, inclusief het alledaagse gedrag en de daarmee samenhangende gedragscodes.
Een sprekend voorbeeld uit deze cultuur is de karakterisering van de heldenfiguur. De Javaanse wayangheld Arjuna is een edele ridder van koninklijke bloede, die zich altijd beheerst en nobel zal gedragen. De gedaante van Arjuna is rustig, tenger, beheerst, gecenterd en vol innerlijke kracht. Deze innerlijke krachten zijn zo groot dat die een uiterlijke imposante verschijning overbodig maken. Uiteindelijk symboliseert Arjuna de diepere inzichten van bewustwording waarbij verfijning in gedrag belangrijker is dan uiterlijk vertoon.
De functie van krijgskunst
In de wayang wordt de innerlijke kracht getoetst in de (fysieke) gevechten.Er zijn natuurlijk ook fysieke dommekrachten, maar die delven bijna altijd het onderspit (reuzen). De held zal ingetogenheid, beschaving en krijgskunst als zeer begerenswaardige talenten moeten koesteren. Deels hoort de krijgskunst bij de dagelijkse politiek en deels bij de 'innerlijke' bewustwording middels meditatie. Het is niet voor niets dat vele gevechten in de wayang door de echte edelen gewonnen worden na meditatie. De kracht die zij daarin ontwikkelen wordt bijvoorbeeld gesymboliseerd als een vuurbal, of als een heftige wind.
Zijn kracht is een goddelijke gave die pas ontluiken kan na grondige ontwikkeling van het karakter. Alleen dan zal hij het tot een goed eind brengen. En eigenlijk is dat einde niet anders dan in alle andere geloofsystemen. De eenwording met de 'geliefde'(de vrijheid) en het breken van de 'gehechtheid' (de vijand).
Rol van gamelanmuziek
De gamelan kan in elke fase van dit avontuur een belangrijke rol spelen. Gamelanmuziek is onlosmakelijk verbonden met de wayangvoorstelling, waarin de dhalang (poppenspeler/verteller) zijn publiek een spiegel voorhoudt door middel van de verhalen uit het eeuwenoude Mahabharata- of Ramayana-epos. Er is gamelanmuziek voor audienties aan het hof, voor het verschijnen van het leger en ter begeleiding van gevechten. Er zijn muziekstukken voor de overdracht van goddelijke kennis, voor kluizenaars en edele ridders, maar ook voor brute reuzen en clowneske figuren. Even onmisbaar is het gamelanorkest in het dagelijks leven van de Javaan: geen geboortefeest, bruiloft of begrafenis zonder de klanken van de gamelan. Ook in de kampong, op de hoek van de straat en in de middenjavaanse paleizen vinden we gamelan, varierend van eenvoudige ijzeren orkestjes (draagbare varianten voor straatmuzikanten!) tot imposante en rijkversierde bronzen hof-orkesten. Vooral in de paleizen van Solo en Yogya kunnen we een glimp opvangen van gamelanmuziek op hoog niveau, waarin eeuwenoude wijsheden worden bezongen voor diegenen die kunnen horen.
Hindoeïsme, Boeddhisme en Islam
De geschiedenis van gamelan levert bijzonder weinig geschiedkundig materiaal op mede vanwege de traditie van mondelinge overlevering. Toch weten we dat het smeden van Javaanse gongs bijvoorbeeld dateert van voor 1500 BC en waarschijnlijk al duizenden jaren oud zou zijn. De geschiedenis van Javaanse muziek kan ons echter terugvoeren tot aan de Hindoeïstische hoven van centraal Java in de 8ste eeuw na Christus. Rond deze periode is de Hindoe invloed erg groot vanwege de invloedrijke handelsbetrekkingen met India en beginnen epossen als Mahabharata en Ramayana de basis te vormen voor de ontwikkeling van de schone kunsten.
Zoals al gezegd is muzikaal bewijs uit deze periode erg zeldzaam afgezien van de versieringen van muzikale taferelen op de Borobudur. Er komt meer bewijs tijdens de periode van de Hindoeïstisch-Boeddhistische hoven van oost Java in de 12de tot 15de eeuw. Zowel in literatuur als in scenes op tempelmuren zijn allerlei verwijzingen te vinden naar een rijk muziekleven. Muziek en poëzie was in deze periode bijzonder belangrijk aan de hoven en de ideale prins werd niet alleen beoordeeld op zijn uiterlijk maar ook op zijn vermogen om bijvoorbeeld gedichten voor te dragen. Zang, dans en muzikale ontwikkeling behoorde tot de algemene opvoeding en er werden prijzen uitgereikt aan diegene die zich op deze gebieden konden onderscheiden. Wellicht dat rond deze tijd de eerste vormen van wajang opgang vonden.
Borobudur tempelrelief, trommels, fluit en viool, foto Gamelanhuis
Tussen de 15e en 17e eeuw was het langzaam afgelopen met de hegemonie van de Hindoe-Boeddhistische monarchie en na de val van het Majapahit koninkrijk kreeg de Islam langzamerhand meer en meer invloed. Ondanks deze politieke en culturele transitie naar een Islamitisch Java bleef veel van de Hindoe-Javaanse culturele traditie voortbestaan.
De succesvolle verspreiding van Islam in Java is mede te wijten aan de dominantie van het Soefisme, geïntroduceerd door islamitische kooplieden.
Fragment van de hikayat Raja-Raja Pasai, de oudst bekende geschiedenis in de Maleise taal, vermoedelijk uit de 15e eeuw, Source: British Library
Het mag niet onvermeld blijven dat in het Soefisme de muziek een essentiële rol heeft als het gaat om devotionele rituelen. Deze mystieke Islamitische benadering om eenheid met God te bereiken heeft aan muziek altijd een zeer belangrijke rol toebedeeld binnen de islamitische gemeenschap. Het gevolg was een zeer positieve houding op Java ten opzichte van muziek mede vanwege het feit dat tijdens de vroege expansie van de Islam, Soefi leiders de Javaanse muziekvormen en bijbehorende kunsten bijzonder geschikt hiervoor vonden. Een periode van uitwisseling op het gebied van muzikale ideeën en repetoir tussen de Islamitische en Javaanse muziek was het gevolg. De Javaanse cultuur maakte bovendien geen onderscheid tussen religieuze en 'wereldse' activiteiten. Het toepassen van een 'juist' en nobel gedrag was overal op zijn plaats en niet gebonden aan een religieus of niet-religieus standpunt en deze elementaire houding vinden we overduidelijk terug in de uitvoerende kunsten.
Ontstaan van de hoven van Surakarta en Yogyakarta
De Portugezen verschenen begin 16e eeuw en de Nederlanders aan het eind van de 16e eeuw. Na de dood van Sultan Agung, de laatste sultan die de Nederlanders de oorlog verklaarde doch 2 maal werd verslagen (1628 en 1629) werden Javaanse heersers uiteindelijk meer en meer afhankelijk van het Nederlands kolonialisme. Het instemmen van de Nederlanders in de vorming van koninkrijken op midden Java was eigenlijk een poging om de oorlogen een halt toe te roepen. Wat had zich namelijk afgespeeld:
Tussen 1755 en 1757 kwam er een einde aan de verschillende burgeroorlogen op Java die het gevolg waren van de Chinese opstand. Dit resulteerde in de slachtpartij op de Chinezen in 1740 door de Nederlanders en was het directe gevolg van een slecht en corrupt immigratie beleid. In feite was er helemaal geen immigratie beleid omdat het de Chinezen waren die de drijvende kracht achter de stadshandel vormden. In de achttiende eeuw was meer dan de helft van de bevolking van Batavia van Chinese afkomst en goed vertegenwoordigd in het economisch leven van de stad.
De slachtpartij op de Chinezen in 1740 te Batavia
De alsmaar groeiende stroom Chinezen vanaf eind zeventiende eeuw, in combinatie met een teruglopende economie, veroorzaakte werkloosheid en misdrijf. Onderdrukking was het enige antwoord van de VOC en deze houding resulteerde in de verschrikkelijke slachtpartij van 1740. De overgebleven Chinese rebellen richtten hun aandacht op de belegering van verschillende langs de noord Javaanse kust gelegen steden, met succes. Dit leek de kans om zich te ontdoen van het VOC en Sunan Paku Buwana II van het hof van Kartasura sloot zich uiteindelijk aan bij het Javaans-Chinese rebellenleger. Verschillende steden werden ingenomen maar het was duidelijk dat de oorlog een keerpunt nam toen de belegering van Semarang mislukte. Na zware kritiek wendde Paku Buwana zich weer tot de VOC en vroeg vergeving voor zijn daden. Dit gedrag beviel de rebellen niet en zij richten hun frustratie af op zijn paleis in Kartasura in 1742. De Nederlanders versloegen uiteindelijk de rebellen en herstelde Paku Buwana II in zijn koningschap. Vanwege de verwoesting van zijn verblijf in Kartasura verhuisde Paku Buwana naar Surakarta en zo ontstond het hof van Surakarta.
Het hof van Surakarta. De Karaton Surakarta Hadinigrat
Maar het was nog niet gedaan met de oorlog want de neef van de koning (Mas Said) en de halfbroer van de koning (Pangeran Singasari) vervolgde hun opstand en richten zich nu tegen Paku Buwana II en zijn opvolger Paku Buwana III. De situatie verslechterde toen ook de broer van de koning (Mangkubumi) zich bij de rebellen voegde. Na een bijna permanente burgeroorlog sinds de Chinese opstand begonnen de onderhandelingen tussen de verschillende partijen en sloot koning Mangkubumi in 1755 met de VOC het Verdrag van Giyanti, en verzoende zich met Paku Buwana III van Surakarta. Mangkubumi kreeg de helft van het koninkrijk en vestigde zijn hof in Yogyakarta.
De enig bewaarde topografische afbeelding van de de kraton van Djokja en de noordelijke Aloon-aloon. Geheel op de achtergrond de kratonmuur en daarvoor de Sitihingil en twee wachthuizen. Nog meer op de voorgrond de twee heilige waringin bomen. De blik is in zuidwaartse richting vanaf de (latere) Kadasterstraat. Oostindische inkt, 1771, A de Nelly, source Rijksmuseum Amsterdam
De Kraton van Jogjakarta is gebouwd door Hamengku Buwana I
Hij regeerde onder de naam Sultan Hamengku Buwana I en de Javaanse dynastie had eindelijk een wijze en respectabele vorst in Yogyakarta. Het Mataram koninkrijk werd definitief gesplitst in twee hoven, de Susuhunan van Surakarta onder leiding van Paku Buwana III en de Kasultanan van Yogyakarta onder leiding van Hamengku Buwana I. De splitsing was slechts deel van de totale oplossing want ook Mas Said regeerde in zijn eigen gebied. Het was voor Mas Said duidelijk dat hij niet machtig genoeg was om het Mataram koninkrijk te veroveren en hij legde zich neer bij onderhandelingen met de Nederlanders. In 1757 resulteerde dat in de vestiging van het hof van Mangkunegaran.
Istana Mangkoenagaran, luchtopname zuidwestelijk richting ca 1930, foto KNIL archief
De Pendapa Agung , Istana Mangkunagaran, Surakarta
Onderlinge geschillen en overheersing van het ene op het andere hof werd door de Nederlanders nauwlettend in het oog gehouden.
Tijdens het begin van de negentiende eeuw zorgde de oorlog in Europa ervoor dat de Nederlanders de controle in Java verloren. Na de overgave van de Nederlanders aan de Engelsen in de eerste Napoleontische oorlog werd Java overgedragen aan de Britten. De korte Britse politieke interventie zorgde voor een verdeling van het hof van Yogyakarta als gevolg van conflicten tussen Hamengku Buwana II en de Britse regering. De Britten werden bijgestaan door een oom van de sultan (Natakusuma) en veroverde het hof in 1813. Natakusuma werd door de Britten toegestaan zijn eigen hof van Paku Alaman te vestigen. Hamengku Buwana II werd verbannen naar Penang en zijn zoon werd de nieuwe sultan van Yogyakarta.
Puro Paku Alaman, foto T.Aartsen 1998
Deze permanente verdeling van het Mataram koninkrijk in twee grotere en twee kleinere hoven leidde natuurlijk tot het zoeken naar een eigen identiteit in de gebruiken, rituelen en artistieke expressie. Rivaliteit was intens, in het bijzonder tussen de Kasunanan van Surakarta en de Kasultanan van Yogyakarta, zodat men het noodzakelijk vond om zich te onderscheiden op allerlei manieren variërend van kleding tot uitvoerende kunst. Er was een duidelijk onderscheid waar te nemen tussen de gamelan stijlen maar het is moeilijk om te bepalen welke stijl nog het meest overeenkomt met de oudere (Mataram) stijl van voor de splitsing.
De algehele mening is dat tijdens de 18e eeuw steeds meer aandacht en prestige werd toebedeeld aan de hoogte van de hofkunst dan aan het hof zelf. Uiteraard straalde de hoge verfijning van muziek, dans en voordracht uit over het hele hof en dus werd de status van de koninklijke familie langzamerhand afgelezen aan het niveau van de uitvoerende kunstvormen en daarmee dus ook de verfijning van de gamelanmuziek.
Bedhaya Duradasih, Kraton van Surakarta (Solo)
Deze dans is gecreëerd door Paku Buwana IV van de Keraton Surakarta. Naast de schoonheid van de bewegingen, teksten en muzikale begeleiding heeft deze bedhaya de boodschap dat iedereen in staat zou moeten zijn zijn/haar verlangens te beheersen om naar perfectie te streven.
Harry Willemsen